Binnen
Straathoek waar zij niet staat,
fietser die haar rug leent, ademloze
stilte van haar telefoon. Zij verschijnt
mij in het missen. Zoeklichten
richt ik op de buitenkant.
Geef op. Laat gaan.
Binnen hangt zij met heel haar gewicht
in mijn voeten, klauwen haar vingers
om mijn slokdarm. Strak
achter mijn wangen spant zij
een breiwerkje van ijzerdraad
(Uit: De tussentijd, 2004)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten